Werkbezoek melkveehouders in Burgerbrug
Afgelopen week hebben ondergetekende en fractiegenoot Nico Papineau Salm een werkbezoek afgelegd bij een 3-tal melkveehouders in Burgerbrug.
Bij de families van Schie, Klaver en Verduin hebben wij van dichtbij kunnen zien hoe er geboerd wordt, welke keuzes deze 3 melkveehouders hebben gemaakt ten aanzien van hun bedrijfsvoering en hoe zij omgaan met zaken als melkquota, stikstofdepositie en het dierenwelzijn van hun eigen veestapel.
Onze gids vanuit het plaatselijke was Helga Wagemaker, actieve partijgenote binnen de afdeling Schagen. We begonnen op de boerderij van de familie van Schie. Zij laten een paar honderd meter van hun oude, huidige bedrijf een nieuwe stal bouwen, die echter nog niet klaar is. Dhr. Van Schie vertelde ons over hoe het veeteeltbedrijf in de afgelopen decennia veranderd is. Van een stuk of 40 a 50 melkkoeien is het bedrijf inmiddels uitgegroeid tot zo’n 170. Rondom het bedrijf wordt het gras voor eigen gebruik (als veevoer, en vervolgens vermengd met snijmais en wat stro) van het land gehaald. Al snel kwam de discussie op het onderwerp “koeien in de stal of in de wei?”. Van Schie vertelt dat koeien niet van warmte houden. De koeien van dit bedrijf worden in het voorjaar wél naar de wei gebracht maar boven de 22°C. voelt de koe zich al gauw onprettig en zoekt dan zelf het liefst de koelte van de stal op. De melkveehouder verzucht dat de regels ten aanzien van de mest veelvuldig veranderd zijn en nog steeds veranderen. Op dit moment wordt de mest in dit bedrijf onder de stal verzameld en ingedikt (het water wordt er uit onttrokken). Vervolgens wordt de dikke massa gebruikt om de koeien op te kunnen laten liggen. Hoe lang deze wijze van mestverwerking mogelijk blijft, is nog onzeker.
De tweede boerderij die we aandeden is het melkveebedrijf van de familie Klaver. Deze melkveehouder heeft een paar jaar geleden een nieuwe stal laten bouwen met daarin een melkcarrousel. De koeien liggen in deze ruime, lichte stal op waterbedden, kunnen vrijelijk in en uit de stal het land op lopen en worden 2 maal per dag in de carrousel gemolken. Daar komt nog het nodige handwerk bij kijken. Dat is de keus van deze melkveehouder zelf. Hij heeft een duidelijk filosofie over hoe hij zijn eigen bedrijfsvoering in wil richten. Zo mengt deze boer kruiden door het veevoer. Die kruiden zijn op het land niet (meer) te vinden door de koe omdat er (te) kort gemaaid wordt. Klaver voorziet ook in zijn eigen waterwinning. Per koe wordt er dagelijks 100 liter water verbruikt. Deze melkveehouder pompt het water zelf op, ontdoet dat middels osmose van het zout en kan het water dan voor zijn bedrijfsvoering gebruiken. Bij de bezichtiging van de stal kunnen we met eigen ogen aanschouwen hoe de koeien rustig de stal in en uit lopen en verder hun geheel eigen gang gaan. Klaver roert nog wel een steeds nijpend wordend probleem aan: het vinden van personeel. Geschikt personeel is nauwelijks voor handen. Vroeger bestonden er (veel meer) praktijkbedrijven. Nu kunnen toekomstige boeren in de regio een Mbo-opleiding volgen die echter zeer verouderd is. Want het beroep van boer of melkveehouder is er allang niet meer een van ‘werken met je handen’. Een boer moet tegenwoordig ook ondernemer zijn, kunnen omgaan met complexe techniek, de (steeds veranderende) regelgeving bijhouden en de computer kunnen bedienen. De 3 boeren vinden dat de opleiding in Noord-Holland sterk verbeterd moet worden om in de komende jaren te zorgen voor voldoende stagiaires en goede opvolgers.
Als laatste bezoeken we het bedrijf van de familie Verduin. Vader en zoon Verduin runnen een melkveebedrijf met een aantal melkrobots. Het melken middels een melkrobot verloopt volledig geautomatiseerd. De koeien lopen de ruimte van de melkrobot zelfstandig en naar eigen behoefte in. Daar worden de melkslangen door de machine op de uiers van de koe geplaatst. De robot registreert het aantal liters gemolken melk, maar ook óf er wel iets te melken valt. Een koe wordt pas weer gemolken als er tenminste 6 liter in de uiers aanwezig is. De melkhistorie van elke koe is dan ook in de computer bekend. Ook hier lopen de koeien vrijelijk door de stal en zoeken de melkrobot zélf op (al was het alleen maar vanwege het hapje krachtvoer dat de koe tijdens het melken automatisch voorgeschoteld krijgt). Omdat de familie Verduin naar verhouding te weinig land rond het bedrijf heeft, is er voor gekozen om het vee op stal te houden. Dat is een bewuste keuze geweest die ook te maken heeft met de productie die van het land komt. En mede omdat deze familie weinig grond bij hun bedrijf heeft, pacht zij jaarlijks zgn. BBL gronden (Bureau Beheer Landbouwgronden) van de provincie. De provincie kan die gronden beter voor periodes van 3 jaar verpachten, aldus melkveehouder Verduin. Dat vergemakkelijkt het plannen van de bedrijfsvoering.
Drie bedrijven, drie verschillende bedrijfsvoeringen. Maar een aantal zaken hebben deze melkveeboeren gemeen: de bedrijven zijn alle drie familiebedrijven en daarmee niet alleen de inkomens van de gezinnen maar ook hun trots. De melkveehouders zien zich alle drie gesteld voor grote uitdagingen op het gebied van hun bedrijf versus het milieu. Zo hebben deze melkveehouders behoefte aan voldoende grond dicht bij hun bedrijf. Zij zien er mede daarom niets in om op grote schaal zonnepanelen in het buitengebied te plaatsen. Dat zou immers de beschikbaarheid van land nog meer bemoeilijken. Zich inzetten voor schone energie is voor deze veehouders echter ook belangrijk; op alle stallen waaraan wij dit werkbezoek aflegden, liggen zonnepanelen die voor eigen gebruik energie opwekken.
Ten aanzien van hun bedrijfsvoering hebben deze Noord Hollandse melkveehouders hun eigen keuzes gemaakt waarmee zij hun bedrijf en hun veestapel zo goed en diervriendelijk voor de toekomst trachten te behouden.